Stap 3: Zorgplan maken
Stap 3: Zorgplan maken
Hulpmiddel de juiste volgende stap?
Samen met de client beoordeelt de audicien of een hulpmiddel al dan niet voor die cliënt de meest aangewezen behandeling is. (Er kunnen situaties zijn dat de cliënt bijvoorbeeld beter geopereerd kan worden. Denk aan een cochleair implantaat. Of een andere vorm van zorg, bijvoorbeeld medicatie. In die situaties wijst de audicien de client op de in die situatie gepaste volgende stap.)
Met de cliënt wordt op basis van:
de functioneringsproblemen,
de prognose,
het vereiste en gewenste activiteitenpatroon
de gebruiksomstandigheden (gunstige en ongunstige omstandigheden voor het gebruik van hulpmiddelen)
gezocht naar een oplossingsrichting door de inzet van hoorhulpmiddelen. De individuele doelstellingen voor de auditieve revalidatie zijn in kaart gebracht met de COSI-methode.
Hoortoestel deel van de oplossing? Dan HRIU opstellen.
Indien een hoortoestel (een deel van de) oplossingsrichting blijkt te zijn wordt een Human Related Intended Use (HRIU) profiel opgesteld op basis van de ervaren beperkingen (bepaald met de HOORvragenlijst deel 1, zie stap 2) en de individuele doelstellingen (bepaald met de COSI methode, zie deel 2 en 3 van de HOORvragenlijst.).
(Indien de audicien gebruik maakt van de webvariant van de BRIDGE-SPHHM worden de door de client opgegeven gegevens van deel 2 van de HOORvragenlijst automatisch opgenomen bij het COSI-deel van de software.)
Bij het gesprek over de individuele doelstellingen worden ook de mogelijkheden van overige hoorhulpmiddelen ter sprake gebracht, voor zover zij relevant kunnen zijn.
Dit protocol gaat uit van de volgende gevalideerde uitkomstmaten:
Het toonaudiogram (inclusief beengeleidingsmetingen)
Het spraakaudiogram, gemeten met hoofdtelefoon voor elk van beide oren
De resultaten van de HOORvragenlijst
Uitkomsten HOORvragenlijst
Het HRIU-profiel is gebaseerd op de resultaten uit de HOORvragenlijst en geeft een indicatie van de problemen in zes dimensies:
Horen / detectie / “audibility”
Verstaan in stilte
Verstaan in ruis
Lokaliseren / centrale verwerking
Focus / Aandacht / Cognitie / Discriminatie
Ruistolerantie / vermoeidheid
De software BRIDGE SPHHM berekent de uitkomsten van de HOORvragenlijst deel 1. Op deze manier wordt in eerste benadering invulling gegeven aan het programma van eisen.
Op basis van de uitkomsten van de HOORvragenlijst wordt aan de verschillende dimensies van het horen een verschillend gewicht in overeenstemming met de individuele eisen en wensen en het patroon van activiteiten en participatie van de cliënt: de gebruikseisen en de gebruiksomstandigheden.
Bij het selecteren van hoorhulpmiddelen (hoortoestellen en overige hoorhulpmiddelen) in de volgende stap is het relevant zicht te hebben op de prognose. Dat geldt zowel voor de te verwachten prognose van de ziekte / aandoening als voor de te verwachten ontwikkelingen rond het functioneren van de betrokkene.
Berekening Basis-categorie
Op basis van de antwoorden op de HOORvragenlijst en de COSI-methode gezamenlijk berekent BRIDGE-SPHHM voor welke categorie hoortoestel de cliënt in aanmerking komt. BRIDGE-SPHHM berekent een uitkomst op basis van de benodigde compensatie per aandachtsgebied: het verschil tussen het doel van de aanpassing en de behaalde score per as.
Vervolgens wordt door de software per as beoordeeld of verwacht wordt dat tenminste 30% van de hoortoestellen binnen die geïndiceerde categorie voldoende compensatievermogen biedt. Dit omdat er voldoende keuzevrijheid moet zijn voor de cliënt. Als minder dan 30% van de hoortoestellen uit die categorie op een as voldoende compensatie biedt, wordt de geïndiceerde categorie door het programma automatisch verhoogd tot een categorie waar wel voldoende compensatievermogen mag worden verwacht. De categorie die er op dat moment uitkomt, is de “basis categorie”.
Het protocol functioneert zó dat na vaststelling van het HRIU-profiel voor een grote groep cliënten volstaan kan worden met selectie van hoortoestellen binnen de basis categorie, eventueel aangevuld met overige hoorhulpmiddelen die passend worden geacht bij het profiel.
Professioneel oordeel audicien: plus één categorie (Indicatie-categorie)
Duidelijk is dat er altijd een percentage cliënten is dat niet op basis van het HRIU-profiel goed geholpen kan worden. Voor hen moeten extra inspanningen worden gedaan. De audicien en/of de voorschrijver kan (beargumenteerd) afwijken van de berekende categorie als er binnen de basis categorie geen toestel gevonden wordt waarmee de cliënt goed kan functioneren. Op basis van het professioneel oordeel en in overleg met de cliënt kan de audicien de basiscategorie met 1 categorie verhogen (tot maximaal categorie 5). Dit is de “indicatie categorie”. De audicien legt zijn besluit te komen tot een hogere categorie beargumenteerd vast in het client dossier.
Oordeel Klinisch Fysicus Audioloog bij verhoging met 2 of meer categorieën
Bij een grotere afwijking dan 1 categorie naar boven is het oordeel van een klinisch-fysicus-audioloog vereist. De audicien neemt hiertoe per mail (beveiligd in verband met AVG) contact op met een klinisch-fysicus audioloog. De klinisch-fysicus audioloog bepaalt vervolgens in overleg met de audicien of hij de cliënt wel of niet zelf wil zien of dat de noodzaak voor verhoging van 2 of meer categorieën zo duidelijk is dat er direct kan worden ingestemd. De audicien legt de contacten met de klinisch fysicus audioloog vast in het cliëntdossier.
Verlaging van de categorie
Verlaging van een categorie mag uitsluitend op uitdrukkelijk verzoek van de cliënt zelf
Instemming client met het zorgplan
De cliënt wordt geïnformeerd over voor- en nadelen van de hoorhulpmiddelen. Contra-indicaties en consequenties voor keuze van hoorhulpmiddel(en) worden vastgesteld en er wordt instemming van cliënt gevraagd voor het zorgplan.
Overige hoorhulpmiddelen
Indien de cliënt overige hoorhulpmiddelen wil aanschaffen zal hij daartoe een gemotiveerde zorgvraag indienen (zie bijlage 4) en wordt gebruik gemaakt van de checklist overige hoorhulpmiddelen (zie bijlage 5). Het uitgangspunt van de gemotiveerde zorgvraag voor overige hoorhulpmiddelen betekent dat de cliënt wordt gevraagd om het probleem zelfstandig te beschrijven en aan te geven waarom hij gebruik wil maken van een specifiek hoorhulpmiddel voor zover het hulpmiddelen betreft die door de audicien mogen worden verstrekt.
(Voor remote microfoons, soloapparatuur, groeps- en vergadersystemen verwijst de audicien naar een audiologisch centrum.