Inleiding

Het protocol beschrijft hoe hoorhulpmiddelen 1 in Nederland moeten worden verstrekt als uitvoering van de Zorgverzekeringswet aan personen die:

  • 35 dB of meer gehoorverlies hebben aan één of beide oren,

  • ernstige oorsuizen hebben,

  • beperkingen in het luisteren of gebruik van communicatie apparatuur,

  • of aan personen die minder dan 35 dB verlies hebben maar een beroep doen op de bijzondere zorgvraag.

Het protocol beschrijft de door de audicien te volgen stappen bij de selectie en evaluatie van hoorhulpmiddelen ten behoeve van volwassen cliënten vanaf 18 jaar. Het protocol is niet bedoeld voor gebruik bij kinderen en evenmin voor een deel van de volwassenen die volgens de indicaties van de vigerende Veldnorm en bijbehorend NOAH-protocol verwezen moeten worden naar een audiologisch centrum. Voor deze cliënten die zijn verwezen heeft de Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF) aparte richtlijnen opgesteld.

Het hoorhulpmiddelenprotocol moet borgen dat elke cliënt een kwalitatief goede hooroplossing krijgt. Kwaliteit wordt beschouwd vanuit professioneel perspectief en vanuit cliëntperspectief (kan de cliënt goed functioneren met de geboden hooroplossing?). Daarnaast moet het protocol leiden tot een doelmatige hooroplossing. Indien de hooroplossingen aangeboden in de geïndiceerde categorie niet toereikend zijn, voorziet het protocol in alternatieven om tot een adequate oplossing te komen door middel van de extra zorgvraag. 

Het protocol wordt onderschreven door:

  • alle verzekeraars aangesloten bij Zorgverzekeraars Nederland

  • Alle audicienbedrijven aangesloten bij de brancheverenigingen NVAV Kwaliteitsaudiciens, CVZA en Hoorprofs

  • audiologen verenigd in de NVKF

  • de betrokken patiëntenverenigingen vertegenwoordigd door Stichting Hoormij

Dit protocol vervangt het “Protocol t.b.v. verstrekken hoorhulpmiddelen in het kader van de Zorgverzekeringswet”, dat in 2013 door Zorgverzekeraars Nederland is ingevoerd. Protocol hoorhulpmiddelen 2.0 is van toepassing met ingang van 1 januari 2019.

Het protocol is gebaseerd op: 

Gegevens te bewaren door de audicien

Het geeft aan welke gegevens minimaal moeten worden vastgelegd en hoe ze kunnen worden vastgelegd (Bijlage 1 - Indicatieformat). Dit format is niet dwingend. De audicien moet deze gegevens op verzoek kunnen reproduceren. Dat verzoek zal gedaan worden nadat de kwaliteitsraad van de Stichting Protocol Hoorhulpmiddelen daarover heeft geadviseerd. In deze Kwaliteitsraad hebben audiciens, zorgverzekeraars, patiënten/consumenten en een audioloog zitting.

De gegevens van het indicatieformat worden met persoonsgegevens opgeslagen in het patiëntendossier bij de audicien. Het protocol volgt acht stappen, die zijn afgeleid van de Procesbeschrijving hulpmiddelenzorg van het CvZ.